Een week in één verhaal

Op zaterdag start het programma. Voor de kinderen betekent dat na het ontbijt bijbelstudie. Wij mogen gelukkig kiezen of we daarbij willen zijn of niet, dus ik sla even over. Ik ga met Ellen, Lily, Bogdan en de beheerder van het kampterrein naar de nabijgelegen stad om geld op te nemen en nog wat spullen in te slaan. Ineens wordt ons duidelijk waarom Ellen ons altijd aanraadt niet zelf te rijden in Roemenië: de beheerder aan het stuur heeft er duidelijk geen boodschap aan dat hij zijn wagen vol heeft met andere mensen. Rechts inhalend en eenrichtingsverkeer negerend scheuren we over de wegen. Het hoogtepunt van deze dodemansrit is een inhaalmanoeuve die er bijna voor zorgt dat onze leerlingen alleen terugkunnen. Op een gewone doorgaande weg schiet de terreinbeheerder de linkerbaan op om drie auto´s in te halen terwijl er gewoon een vrachtwagen aankomt op de linkerbaan. Ellen slaat een kruisteken en roept uit dat ze haar kleinkinderen nog wil zien opgroeien. Net voor we hem zouden raken, weet de coureur de rechterbaan weer te vinden.

We passeren zo´n vijftig banken voor we stoppen om te pinnen. Dan slaan we een paar badjes in voor in de tuin om toch nog een beetje te kunnen ´zwemmen´. We rijden naar een supermarkt voor frisdrank. Ook nu rijden we er tientallen voorbij voor we bij de supermarkt belanden die de beheerder goed genoeg vindt. We besluiten aanlenglimonade te kopen, maar ze hebben maar dertien flessen. Ellen wil er twaalf nemen om ongelukken te voorkomen, maar ik weet haar ervan te overtuigen gewoon voor dertien te gaan. Gelukkig betekent dat niks, want we komen na een nieuwe spannende rit aan op het kampterrein waar iedereen klaar zit voor flessenmeppertje. Deze hardhandige variant op krantenmeppertje bleek vorig jaar een succesformule voor urenlang plezier te zijn. Daarom hebben we hem in het programma voor dit jaar gehouden.

Verder zijn eigenlijk alle kampdagen hetzelfde ingericht. ´s Ochtends na het ontbijt worden de kamers geïnspecteerd en van punten voorzien. Vervolgens gaan de kinderen naar bijbelles. De meesten van ons zitten daar niet op te wachten, zodat we deze gelegenheid nemen om een uurtje vrij te nemen. Het programma zit zo vol dat we bijna geen moment voor onszelf hebben. Na de bijbelles doen we spelletjes met de kinderen, die bijna altijd op ongelukken uitlopen. Zeker ons waterballonnengevecht levert de nodige rode plekken en zelfs schrammen op. De eerste complete maaltijd dient zich aan om een uur, waarna iedereen verplicht moet gaan slapen. Natuurlijk werkt dit niet en René en ik zijn voornamelijk twee uur bezig met Burly, Adi en Ionuts in bed te krijgen en te houden.

Eigenlijk komen alle dagen van het kamp op hetzelfde neer. Vandaar dat ik er gewoon één lang verhaal over schrijf. Het eten is bijvoorbeeld samen te vatten in twee woorden: zuur of smaakloos. Er is geen dag dat ik de zoutpot niet royaal gebruik en alle groenten die we krijgen zijn zo verschrikkelijk zuur dat je ze niet in je mond kunt stoppen zonder je gezicht te verkrampen: de augurken zijn zuur, wat nog niet zo gek is, maar ook de tomaten zijn zuur en bovendien groen! Als we aangeven bij de kok dat we dat met de beste bedoelingen niet wegkrijgen, trakteert zij ons de rest van de week op zure, bruine bloemkool. Door de gerechten zelf vallen we van de ene verbazing in de andere. Het hoogtepunt vormt spaghetti met kaas en poedersuiker als nagerecht.

Dagelijks discussiëren we met de kinderen over uiteenlopende onderwerpen. We bespreken bijvoorbeeld met ze wat vriendschap betekent en wat ze later willen worden. Ze blijken dezelfde dromen te hebben als Nederlandse kinderen: zangeressen, dokters, politie-agenten en formule-1-coureurs. We zijn diep geroerd als we de liefste wens horen van Djelan, een buitengewoon agressief jongetje van zes: hij wil een fles bier voor zijn vader, want dan slaat die hem tenminste niet...

De samenwerking tussen de Nederlanders en de Roemenen verloopt dit jaar gelukkig vele malen beter dan het afgelopen jaar. We overleggen alles samen en spelen samen met de kinderen. Het cultuurverschil blijft er echter wel voor zorgen dat we van de ene in de andere verbazing vallen. Met name hun in onze ogen overdreven voorzichtigheid met de gezondheid doet ons soms achteroverslaan. Als het water in de badjes bijvoorbeeld te koud is, mogen de kinderen er niet in, uit angst voor een verkoudheid, ook al is het buiten dertig graden. Deze voorzichtigheid is wel te verklaren door middel van het feit dat de Roemeense staf hier hoofdelijk verantwoordelijk is voor de gezondheid van de kinderen met een gevangenisstraf als mogelijk resultaat. Als er eenmaal iemand ziek is, wordt er nogal snel naar de medicijnen gegrepen. Paracetamol wordt hier gezien als hét middel tegen verkoudheid, diarree, braken en alle andere kwaaltjes die je zou kunnen oplopen. Als ook dat middel niet blijkt te werken word je naar Dokter Kwakzalver gestuurd. Op het kampterrein woont namelijk een soort kruidenheks, die zich dokter laat noemen. Als Nienke zich met uitslag bij haar meldt, loopt de ´dokter´ enkele rondjes om haar heen en blijft peinzend zuchten. Als wij vertellen wat wij vermoeden, zegt ze dat we wel eens gelijk zouden kunnen hebben, waarna we de tip krijgen haar in te smeren met knoflook. We zoeken contact met Nederland, van waaruit we gelukkig betere oplossingen krijgen.

Twee keer wandelen we de bergen in. Op een vreselijk onweer na, blijft ook tijdens het kamp het weer goed, dus in de brandende zon wandelen we met voldoende ´suc´ (Roemeens voor frisdrank) naar boven, één keer om een groot kruis en één keer om een mijn te bezichtigen. Bij het kruis blijkt een belangrijke, rijke inwoner van het dorp begraven te liggen en bij de mijn krijgen we onverwacht een korte rondleiding door een mijnwerker die net even boven de grond komt kijken. Het ziet er allemaal nogal aftands en gevaarlijk uit, waardoor al snel de vraag wordt gesteld hoeveel mensen hier in de loop van de tijd het leven hebben gelaten. De man beweert dat dat er in het ruim honderdjarig bestaan van de mijn slechts één was, wat wij maar moeilijk kunnen geloven.

Een van onze uitstapjes is een picknick in de plaatselijke speeltuin. Omdat wij onszelf hebben aangewend om in woorden die de kinderen zouden kunnen herkennen, terwijl dat niet de bedoeling is, de eerste letter te vervangen door een H, is het woord hiknik inmiddels een begrip geworden. Deze hiknik is een verrassing voor de kinderen, waardoor het één van de verboden woorden is. De bedoeling was om gezellig chips te eten en suc te drinken, maar de gehele speeltuin wordt min of meer geterroriseerd door onze kinderen. Alle speeltoestellen worden meteen ingenomen, waardoor er geen ruimte meer is voor de plaatselijke jeugd. Als we zien dat Alexandru en Burly op vrij hardhandige wijze tikkertje spelen met vreemde kinderen, maken we maar snel dat we op het kampterrein terugkomen.

Dragos leert ons in de loop van de week enkele leuke spellen, waarvan ik zare zare vre hostazj (min of meer fonetisch geschreven) het leukste vind. Het betekent zoiets als land, land, ik wil een soldaat en komt neer op een spel waarbij je met een aanloop moet proberen door twee anderen heen te beuken die proberen te tegen te houden met hun armen. Hostazj is voor ons een nogal moeilijk woord om uit te spreken, waardoor het bij ons meestal klinkt als moustache. De kinderen lachen elke keer als wij om een snor vragen in plaats van een soldaat.

Na de laatste kampdag pakken we de spullen in en stappen we in de bus. In een uur of vijf rijden we terug naar Casa Sami. Veel langer had de rit niet moeten duren, want de eerste kotsers hebben hun zakjes al gevuld. Wij gaan als een speer door naar Mamaia, om na een week Roemeense kost eindelijk weer normaal te eten. We gaan terug naar het restaurant waar we goede ervaringen hebben opgedaan. Helaas is ook hier de bediening ineens slecht. Ook het eten smaakt ons niet echt. Zelfs de gerechten die vorige week nog lekker waren, zijn nu smaakloos. Zelf heb ik een pizza die zó pittig is dat ik spontaan de hik krijg en de tranen me in de ogen schieten. Als iedereen denkt dat ik me aanstel, gaat de pizza rond en langzaam maar zeker verspreidt het vuur zich. Alleen Tessa eet de pizza rustig op zonder een rimpel in haar gezicht te vertonen. De rest heeft voorlopig zijn smaakpapillen uitgeschakeld. Op de overheerlijke brownies na, vormen de toetjes vandaag het dieptepunt. De meesten nemen gefrituurd ijs, wat de meesten ook laten staan. Charlotte en Erik nemen de tiramisu die vorige week erg goed was. Vandaag is hij echt vies, wat ook door de hele tafel getest en beaamd wordt. Dat het eten niet alleen vies is, blijkt morgen: dit blijkt een etentje dat we ons nog lang zullen heugen!

Reacties

Reacties

Carole ( dochter van Ellen)

Hallo,
leuk het verslag te lezen van jullie week met de kids van Casa Sami.

groet Carole

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!